Paroles
1. Een veldmuis vond in het beukenbos
een lege notendop.
Hij poetste hem met vochtig mos
en zand een beetje op.
Hij maakte er twee wieltjes aan
en zei: mijn fiets is klaar!
Nu rijd ik van de heuvel af
zonder het minst bezwaar,
nu rijd ik van de heuvel af
zonder het minst bezwaar!
2. Hij deed zoals hij had gezegd
en ging bij volle maan
met fiets en al op het topje van
een hoge heuvel staan.
Hij trok zijn pootjes in en: hoeps!
daar ging hij naar omlaag!
Da's voor een muis in elk geval
toch al een hele waag,
da's voor een muis in elk geval
toch al een hele waag!
3. Maar halverwege: AUW! daar kwam
zijn staartje tussen het wiel!
De notendop sloeg om en om
zodat de veldmuis viel.
Beneden sprong hij hinkend rond
maar 't allergekste was:
zijn fiets zat aan zijn staart geklemd
zo kwam de muis te pas,
zijn fiets zat aan zijn staart geklemd
zo kwam de muis te pas!