Paroles
1. Daar was laatst een meisje loos,
die wou gaan varen, die wou gaan varen,
daar was laatst een meisje loos,
die wou gaan varen als lichtmatroos.
2. Zij moest klimmen in de mast
maken de zeilen, maken de zeilen
zij moest klimmen in de mast
maken de zeilen met touwtjes vast.
3. Maar door storm en tegenweer
sloegen de zeilen, sloegen de zeilen
maar door storm en tegenweer
sloegen de zeilen van boven neer.
4. Och kap'teintje sla me niet
ik ben uw liefje, ik ben uw liefje
och kap'teintje sla me niet
ik ben uw liefje zoals gij ziet.
5. Zij moest komen in de kajuit
kreeg een pak ransel, kreeg een pak ransel
zij moest komen in de kajuit
kreeg een pak ransel en toen was het uit.